Twee Brabantse boegbeelden: high tech versus high touch
Ze komen allebei uit Noord-Holland, voelen zich inmiddels vooral Brabander en hebben beiden een creatieve ondernemersgeest. Nog een overeenkomst: hun torenhoge ambitie en niet te stuiten passie. De een als topondernemer, de ander als topdesigner. High tech versus high touch. En dat zorgt ook voor de nodige verschillen. Een gesprek met twee Brabantse boegbeelden: John Blankendaal en Piet Hein Eek. Over de maakindustrie, boereneenvoud en de flinterdunne scheiding tussen creativiteit en zakelijkheid.
Dit artikel is geschreven voor Fanzine #2 Brabant=Cultuur. Een magazine over ondernemerschap, innovatie en financiering van (inter)nationale cultuurprojecten in Brabant. Een uitgave van Brabant C, investeringsfonds voor cultuur. Lees het magazine hier.
Ze kenden elkaar nog niet, alleen van naam. Een korte introductie is dus wel op z’n plaats. John Blankendaal, directeur van Brainport Industries, is géén techneut, benadrukt hij zelf. Van oorsprong is hij bibliothecaris-documentalist, later kwam hij nog in de marketing terecht. Toen hij vijftien jaar geleden bij de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) aan de slag ging, was het zijn ondernemende geest die hem onderscheidde. Bij alles wat hij aanpakte, liep als een rode draad de vraag: hoe ga je strategisch om met informatie? Inmiddels is hij aardig vergroeid met de maakindustrie en wil hij met ‘zijn’ Brainport Industries Coöperatie tot het best georganiseerde toelevernetwerk van de wereld behoren. Zijn bijnaam, Mister Bainport Industries, bevalt hem uitstekend, zegt hij. Lachend: “Ik word ook wel eens de paus van de maakindustrie genoemd. Dat gaat me wat ver, maar ik heb wel een rotsvast geloof in deze industrie. Dan ga je toch als een soort missionaris dat geloof verkondigen.”
‘Mensen denken dat je als vormgever vooral gericht bent op hoe iets eruit ziet. Maar eigenlijk vind ik processen veel leuker’
Dutch designer
Piet Hein Eek komt uit een heel andere wereld, die van het design. Als industrieel ontwerper maakte hij begin jaren negentig naam met zijn sloophouten meubels. Hij groeide uit tot een van de succesvolste ontwerpers van Nederland en verkoopt zijn producten tot in Japan en Amerika. Sterker nog: niet Frankrijk of Duitsland, maar Japan was het eerste ‘buitenland’ waar hij als Dutch designer doorbrak. Sinds 2010 is zijn bedrijf gevestigd op Strijp R in Eindhoven, in het RK-complex, ooit de keramische werkplaats van Philips. De 10.000 vierkante meter biedt ruimte aan een werkplaats, ateliers, winkel, evenementenruimte, galerie en restaurant. Het is het pand van Eeks dromen, een pand met een verhaal. “Ik hou van verhalen”, zegt hij. “Ik ben niet zo visueel ingesteld.” Opvallend voor een designer, beaamt hij. “Ik denk dat daarin ook wel het verschil zit tussen mij en andere designers. Mensen denken dat je als vormgever vooral gericht bent op hoe iets eruit ziet. Maar eigenlijk vind ik processen veel leuker, verhalen dus. Mijn ontwerpen hebben altijd een verhaal. Bij alles wat ik maak, kan ik uitleggen waarom het is ontstaan, op welk moment en op welke machine. Er zitten dus altijd anekdotes aan vast. Zo werken mijn hersenen gewoon.”
Ondernemend samenwerken
We zitten in de Brainport Industries Campus (BIC) in Eindhoven, in oktober geopend door koning Willem-Alexander. Het spiksplinternieuwe complex is hét gezicht van de Nederlandse hightech maakindustrie. De allereerste locatie waar hightech toeleveranciers samen innoveren en produceren. Hier werken kennisinstellingen en bedrijven samen om business cases te ontwikkelen. Hier wordt the next generation van de maakindustrie opgeleid in een state of the art werk- en leeromgeving. Blankendaal is de drijvende kracht achter de campus met internationale allure. Wat het verhaal is van zijn geesteskind? “Als je naar de industriële ontwikkeling kijkt, kun je wel zeggen dat de maakindustrie dateert uit de zeventiende eeuw, toen de eerste krukas werd uitgevonden waarmee we schepen konden bouwen. Daar begint het verhaal van de hightechindustrie in feite al. Met de eerste ideeën over de campus zijn we begonnen in 2004, toen heette het nog Dutch Manufacturing Institute. We hebben altijd de ambitie gehad om als maakindustrie wereldwijd iets te betekenen. Dat moet je dan wel met elkaar organiseren. Vanuit de overtuiging dat er een toekomst is voor die maakindustrie, heb ik me hard gemaakt voor deze campus. Want het kan niet waar zijn dat alle productie naar de lagelonenlanden gaat. Maar daarvoor moest er wel iets veranderen: de transitie van klassiek uitbesteden naar ondernemend samenwerken. Niet meer de hand ophouden van ‘u vraagt wij draaien’, maar veel meer de handshake creëren.”
‘We hebben altijd de ambitie gehad om als maakindustrie wereldwijd iets te betekenen. Dat moet je dan wel met elkaar organiseren’
Flinke dosis creativiteit
Dat de hightech maakindustrie voor een groot deel draait op creativiteit, lijkt paradoxaal. “Het oplossen van technische problemen vraagt om creativiteit. En daar zijn we hier voortdurend mee bezig”, zegt Blankendaal. “De Nederlandse Brainport bedrijven, zoals ASML, Philips Healthcare en FEI, zijn sterk in high mix, low volume, high complexity. Specifiek maatwerk productieapparatuur voor de wereldwijde markt. Daar komt een flinke dosis creativiteit bij kijken.”
Komt die creativiteit uit hetzelfde vat als waarmee Piet Hein Eek werkt? Eek gelooft van niet. “Ik denk dat het om een andere soort creativiteit gaat, binnen een ander bedrijfsmodel. Maar wat hier op deze campus gebeurt, draait zeker wel om creativiteit: het oplossen van problemen. Daar ben ik als ontwerper ook voortdurend mee bezig. Als ik niet ook als ondernemer creatief was geweest, was ik al honderd keer failliet gegaan. Creativiteit is dus echt niet alleen dat je kunt schilderen of beeldhouwen of meubels maken, dat is de pure vorm. Als je het bedrijfsmatig bekijkt, denk ik dat veel mensen in hoge posities veel creatiever zijn dan we denken. Je kunt niet een bedrijf leiden als je niet in staat bent anders te kijken. Creativiteit en zakelijkheid liggen dus eigenlijk heel dicht bij elkaar.”
Maakmentaliteit
John Blankendaal knikt. “Een ingenieur doet niet anders dan problemen oplossen met creatieve technieken.” Wat er volgens hem in de maakindustrie ook bij komt kijken, is samenwerken. Iets wat ons Brabanders in de genen zit, vinden beide heren. “Samen lachen, samen huilen en hooi in de ruif zijn de twee modellen die ik hanteer”, zegt Blankendaal. “Het eerste model is dat je er samen voor gaat, niet de een ten koste van de ander. En hooi in de ruif is dat je samen kansen ziet en dat je ervan overtuigd bent dat je die kansen samen gaat verzilveren. Op die manier houden die twee modellen elkaar in stand.”
Is die krachtenbundeling net zo belangrijk in de creatieve sector? Piet Hein Eek weet het wel zeker. “Van alle regio’s in Nederland is Brabant het sterkst in samenwerken. Toen ik in 1990 afstudeerde aan de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven, ben ik hier als een van de weinigen gebleven. Nu blijft iedereen. Vergeleken met de meeste andere ontwerpers – die willen vooral tekenen, discussiëren en royalties innen – ben ik een maker. Ik wilde dus dingen maken en hier was een maakindustrie. In die tijd trok Philips weg uit Eindhoven en kreeg ik bijna voor niks een hal in mijn schoot geworpen. Heel handig, want in Amsterdam krijg je niks voor niks. En er waren hier mensen die werkten. Ik had werkers nodig, die maakmentaliteit en -omgeving, en dat is ook zo gebleken. Nog steeds roep ik, liefst in Amsterdam, dat ze dáár geld verdienen met praten en hier in Brabant met werken. Dat samenwerken is voor mij de kern geworden.”
Gedachtegoed van Philips
Waar Piet Hein Eek het industrieel erfgoed van Philips koestert, doet John Blankendaal dat voor Brainport Industries met het gedachtegoed. “Niet door alles wat we doen in één organisatie te willen stoppen, maar door te kijken hoe de individuele onderdelen met elkaar kunnen samenwerken. We hebben hier onderwijs, doen aan innovatie en werken met productiebedrijven. Ons streven is die samenwerking optimaal te organiseren. Met elkaar. Eigenlijk koesteren we dus een soort Philips-DNA. Kijk, een bedrijf als ASML koopt voor 85 procent in de keten. Dat is mega. Zo’n partij vraagt dan ook terecht om een model waarin de toeleveranciers optimaal samenwerken en hun informatie en kennis delen.”
Om niet afhankelijk te zijn van de grote uitbesteders in de regio, is verdere internationalisering van Brainport Industries essentieel, zegt Blankendaal. “Wij zien onze klanten internationaal sourcen. Dan kun je het ook omdraaien en gesourcet worden. Daarvoor moet je wel je kop boven het maaiveld uitsteken. Alleen lukt je dat niet, met elkaar wel. Dat betekent ook in het buitenland vestigingen opzetten. Niet alleen uit kostenoverweging, maar ook voor toegang van talent. Door het copy en paste van onze activiteiten naar Azië, Duitsland en de US, kunnen we als keten de regie in handen houden.”
‘Dutch design is een marketingtool, maar is economisch gezien van weinig belang’
Mateloos sexy
Met de Brainport Industries Campus en de Dutch Design Week staat Eindhoven internationaal bekend als hightechstad én designstad. Welke kwalificatie weegt zwaarder? Volgens Eek is het antwoord ‘hartstikke simpel’. “Hightech. Mijn vakgebied, design en vormgeving, is mateloos sexy, maar stelt in wezen niks voor. Dutch design is een marketingtool, maar is economisch gezien van weinig belang. De exposure die ik krijg als vormgever is totaal uit verhouding als je kijkt naar de impact. De chief designers van BMW en Renault zijn twee Nederlanders. Die bepalen veel meer het straatbeeld dan welke andere Nederlandse ontwerper dan ook, maar je hoort er weinig over. De vormgevers die het meest bekend zijn, zijn dus niet per definitie de vormgevers die de meeste invloed hebben. Aan de andere kant heb ik wel honderd man op de payroll staan en zitten we over de hele wereld, dus er wordt wel werk verschaft en er gebeurt wel wat.”
Blankendaal: “Dan draagt Dutch design als merk toch wel bij aan je succes.”
Eek: “Zeker wel. Dat Dutch design goed is gecommuniceerd, heeft absoluut in mijn voordeel gewerkt. Maar als economische factor is het niet heel belangwekkend. Dat is met de hele Brainport-ontwikkeling wel anders. Het is niet sexy en toch wordt er veel over gecommuniceerd. Dat is knap. Het is wat mij betreft ook de vraag of de aaibaarheidsfactor van hightech minder hoog is dan van design. Het is maar hoe je het vertelt. Het verhaal van onze regio is superinteressant, maar er is niemand die het echt goed over de bühne krijgt. Terwijl iedereen die ik spreek het wel echt leuk vindt hier, omdat er zoveel gebeurt en zoveel dynamiek is.”
Ruimte om te morrelen
Dat die dynamiek verschillende gedaantes heeft, blijkt alleen al uit de fysieke setting waarin Eek en Blankendaal opereren. De BIC is een vrij steriele, geordende werkomgeving. Saai, volgens Piet Hein Eek. “Bij mij is het een teringzooi, heerlijk vind ik dat. Ik hou van chaos, omdat er dan constant dingen gebeuren waarover je kunt nadenken. Als je wilt dat er niks misgaat, gaat er ook niks goed. Doe mij maar een omgeving waar gemorreld wordt aan van alles.”
Of er op de Brainport Industries Campus ook ruimte is om te morrelen? “Absoluut”, zegt Blankendaal. “We hebben fieldlabs die zijn ingericht om te experimenteren. Hier hebben de studenten alle ruimte om aan te klooien, hun creativiteit erop los te laten en resultaten te testen. Wat we leveren moet natuurlijk wel hufterproof zijn. Wat mij betreft mag het een grote chaos worden. Onzekere mensen brengen structuur aan, zeg ik altijd. Je moet een genie zijn om je weg weten te vinden in de chaos.”
Social design
En zo zijn we weer terug bij de creativiteit. Die wordt tegenwoordig veelvuldig aangewend om oplossingen te vinden voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Eek: “Of ik er iets mee heb? Ja en nee. Veel jonge ontwerpers zijn bezig met social design. Op zich heel belangrijk, maar ik vind dat de academies studenten nu te veel pushen in die richting, te veel uniform opleiden. Daardoor wordt het aanbod te eenzijdig, terwijl je er als creatieve opleiding juist naar moet streven dat elke student zijn eigen weg kan volgen. Omdat het om creativiteit gaat en dat is heel individueel. In mijn tijd was het op de academie ook veel te veel van hetzelfde. Je moest eens weten hoeveel ruzie ik over mijn sloophouten kast heb gehad. De wereld was te klein.”
In de hightech maakindustrie is de brug naar maatschappelijke relevantie soms moeilijk te slaan, constateert Blankendaal. “Daarom wordt het stimuleren van sleuteltechnologieën de komende jaren een belangrijk doel van het topsectoren- en innovatiebeleid van de overheid. Het gaat om technologische innovaties, zoals fotonica, nano en robotica; die bieden een sleutel naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. In de vierde industriële revolutie, waar we nu middenin zitten, is sustainability een van de belangrijkste pijlers. In de hightech hebben we daar zeker nog een slag in te slaan.”
‘Duurzaamheid zit wat mij betreft ook in samenwerking als een wederkerige afhankelijkheid. Daar geloof ik heilig in’
Boereneenvoud
Piet Hein Eek is zijn hele leven al duurzaam bezig. Het liefst gooit hij niets weg en maakt hij producten van wat er voorhanden is. “Klinkt logisch, maar in de creatieve industrie wordt vaak het nieuwe als doel gesteld en vervolgens moet je maar kijken hoe je het realiseert. Terwijl dat per definitie belastend is”, zegt hij. “Dat wat er is, is voor mij het uitgangspunt voor wat er komt. Mijn ontwerpen maken we op onze eigen machines. Sommige zijn heel oud en draaien nog steeds. Simpeler en efficiënter kan het niet. Die boereneenvoud van efficiëntie, goed omgaan met je omgeving en mensen, dat is mijn ding. Onze samenleving is helemaal niet gericht op dit soort duurzaamheid. Ik denk echt dat daar een veel grotere winst te behalen valt dan waar we nu mee bezig zijn.”
John Blankendaal herkent die boereneenvoud wel. “Ik heb niet voor niets als slogans ‘samen lachen, samen huilen’ en ‘hooi in de ruif’. Duurzaamheid zit wat mij betreft ook in samenwerking als een wederkerige afhankelijkheid. Daar geloof ik heilig in.”
Beluister HIER het hele interview: de podcast.