Light, camera… Brabant!

Dutch Design, dat is de kracht van Brabant, weten ze nu ook in New York

Als je ‘out of the blue’ in hartje Manhattan een microfoon opgespeld krijgt, een camera op je gericht, en een hyper energieke jongedame roept: ‘Tell them in just one minute all about Brabant C and Dutch Design…’

Tja wat zeg je dan?

Ik heb geen tijd om na te denken. Het microfoontje zit al op mijn revers, de lichtinstelling wordt okay bevonden.

In 1 minuut? Wat te vertellen?

Zojuist heeft Ventura New York – the Dutch edition de prijs gewonnen als “Best Country in the category ‘Best Country or Contingent’ in the International Contemporary Furniture Fair’s (ICFF) inaugural Constellation Awards”.

Ik heb dat niet zien aankomen. En met mij eigenlijk geen enkele Nederlander, die deze zondagochtend met toch wel enige nieuwsgierigheid en vooral veel spanning de opening heeft beleefd van Amerika’s grootste meubeldesignbeurs in het immense Jacob K. Javits Convention Center (63.000 vierkante meters).

Er staan hier zo’n duizend stands opgesteld, van exposanten uit 65 landen. En dan pakt Nederland de hoofdprijs, bij zijn debuut hier. Op de allereerste dag.

Dat laatste is dan wel weer slim. Dat de prijzen verdeeld worden luttele uren na de start van de 31e editie van deze beurs. Dan heb je er de gehele beursperiode profijt van. Dan staat er een vlaggetje bij jouw stand, dan komen al die retailhandelaren en hotelketens natuurlijk bij jou kijken, dan gaan de kranten er over schrijven. En ja, dan kom je dus ook op tv. En niet alleen de designers, zelfs de niets vermoedende scout van een investeringsfonds dat een bijdrage heeft verstrekt aan deze Dutch Design-presentatie.

Het vlotte hulpje van de tv-producente veegt met een tissue enkele zweetdruppels van mijn voorhoofd. En ze doet ook nog iets met kwastjes. Dat kriebelt een beetje.

Ready, constateert ze met een gulle lach.

Ventura New York – the Dutch edition presenteert 17 van Nederlands meest innovatieve hedendaagse ontwerpers, studio’s en merken, zowel opkomende als gevestigde, om die typische Dutch Design-aanpak in diverse disciplines te demonstreren: textiel en mode, meubels en voedsel, duurzaamheid en biodesign. Spannend is het zeker, want Nederlands design staat inmiddels wereldwijd bekend om zijn experimentele technologieën, zijn onconventionele oplossingen en zijn soms grillige maar ‘down-to-earth’-attitude. Of dat conceptuele design echter ingang zal vinden op een commerciele business-to-business beurs?

Of ik er echt klaar voor ben? Zo drilt de tv-producente, terwijl ze me op mijn gemak tracht te stellen. No problem, als het de eerste keer niet lekker gaat. We can do it all over again. Take your time. En nog iets geruststellender: just relax!

Ik denk aan Mestic, die slimme methode om koeienmest om te zetten in duurzame materialen. Dat doet die Eindhovense designer Jalila Essaïdi door cellulose, een belangrijk bestanddeel in kleding, te halen uit mest. Hier maakt ze dan weer materialen van zoals papier, karton, plastic, bouwmaterialen en textiel. Mestic focust specifiek op de mode-industrie. Fantastisch verhaal, typisch Brabants, maar hoe dat in 1 minuut uit te leggen aan een Amerikaans televisiepubliek? Dat kan Jalila zelf natuurlijk veel beter uitleggen. Maar Jalila is er niet bij in New York, omdat ze in Parijs een belangrijke prijs moet ophalen voor haar Mestic.

In gedachten loop ik de rest van het rijtje van Dutch Designers hier in New York af: Aleksandra Gaca, arianeSké, Artifort, Cartoni Design, Cascando, Creative Chef Studio, Hollands LichtJEE-O, New Citizen Design, Rick Tegelaar, Ruben van Megen, Studio HENK, Studio KalffStudio Lilian van DaalStudio Nienke Hoogvliet en WoOL Amsterdam. Zoveel schitterende, zoveel unieke verhalen. Dutch Design is niet alleen conceptueel, gedurfd en experimenteel. Dutch Design is ook onderscheidend, anders, afwijkend. En achter elk stukje Dutch Design gaat een fantastisch verhaal schuil. Dutch Design is eigenlijk storytelling. Maar hoe dit alles in 1 minuut te vertellen?

Zou deze uitleg misschien werken: ‘When asked to make a chair, an Italian designer might ask about the material or size, but a Dutch designer would ask why do you need a chair?’

De consul-generaal is ook van de partij hier in het Javits Centre. Dolph Hogewoning heb ik een jaar eerder al ontmoet, ook tijdens de NYCxDESIGN-week. Toen was ik hier als scout voor een eerste verkenning en werd ik door Robert Kloos, die al 27 jaar werkzaam is voor het Nederlands consulaat, samen met Zineb Seghrouchni (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie) en Margriet Vollenberg (van Organisation in Design, de producent van Ventura New York – the Dutch edition) gedurende vier dagen rondgeleid langs alle highlights van de New Yorkse designweek.

Het is bijzonder dat de consul er uitgerekend nu is, die moet dus van die prijs geweten hebben, of toch niet? Het is nog een wonder dat er een handvol Nederlanders bij de prijsuitreiking aanwezig is. Want eigenlijk wilde niemand weg bij de stand. De beurs was immers pas net geopend. En het was gelijk heel druk, wie zou zijn klandizie nou mis willen lopen?

Nog tien seconden, dreunt het in mijn oren. De tv-producente telt af, onverbiddelijk. Zo serieus dat ik begin te vermoeden dat er aanstonds een raket gelanceerd gaat worden. Hoe uit te leggen wat Brabant C is, waar Brabant uberhaupt ligt, aan een Amerikaans publiek dat Denemarken voortdurend verwisselt met Nederland en waar alleen de naam Amsterdam een belletje doet rinkelen, in de verte ergens. Zou ik durven beweren dat Eindhoven veel belangrijker is, en dat deze stad van Philips precies ‘half between’ Parijs en Berlijn ligt?

De Ventura-booth is fraai, maar ook slim vormgegeven hier bij de ICFF. De stand springt er in alle opzichten uit. Is uit duizenden herkenbaar aan de grote blauw-rode banier die aan het plafond hangt. De enige banier in die gigantische hal. Bovendien ligt er een hoogpolig wit tapijt over het saaie grijs. Daardoor voelt het alsof je een andersoortige biotoop betreedt, wanneer je bij het Dutch Pavillion (letterlijk) binnen komt. De 17 designers vormen daadwerkelijk een team. Ze hebben trainingen en workshops vooraf gehad in het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Als voorbereiding op de Amerikaanse markt. Die markt is niet alleen groot, maar ook snel en groots. Ligt de focus in Eindhoven vooral op sterke prototypes, op nieuwe concepten en experimenten. In de States draait het echt om ‘manufacturing’ en ‘delivering’. Op de ICFF wordt inkopen gedaan. Komt er zo iemand naar je stand toe, die 1500 kamers van een cruiseship moet inrichten, met de vraag: ik heb 3000 stoelen nodig, kun je die leveren binnen drie maanden? Dan moet je dus niet met je mond vol tanden staan.

De camera draait nu. Ik hoor mezelf mijn naam noemen en ik vertel dat ik voor een investeringsfonds werk, dat Brabant C heet. Het fonds investeert in kunst en cultuur, maar dus ook in design. Want design, dat is de kracht van Brabant. In deze zuidelijke regio van Nederland bevindt zich immers de Design Academy, een van de belangrijkste opleidingen ter wereld. En in Brabant vindt jaarlijks ook de Dutch Design Week plaats, met 2500 designers en 350.000 bezoekers. Dat zijn er zelfs meer dan hier in New York! Maar dat zeg ik er uiteraard niet bij.

Het succes van Dutch Design wordt trouwens niet alleen op de ICFF gevierd. Ook elders in New York tref je Dutch Design aan. In de Moooi Showroom van Marcel Wanders (geboren in Boxtel) hangt de Plant Chandelier van het Bossche duo Kranen/Gille en in de etalage staat de Liberty Table van Joep Van Lieshout (geboren in Ravenstein). In de Carpenters Workshop Gallery (op Fifth Avenue, met uitzicht op Central Park) wordt ‘the eternal quest for the perfect object’ van Aldo Bakker – niet-gediplomeerd student van de Design Academy Eindhoven maar wel al vele jaren docent daar – ten toon gesteld in een expositie met de titel ‘Slow Motion’.

In de tentoonstelling ‘Nature’, te zien in het roemruchte Cooper-Hewitt Museum, worden 60 baanbrekende werken van ontwerpers getoond, die hebben samengewerkt met wetenschappers, ingenieurs, boeren, milieuactivisten en de natuur zelf om een meer harmonieuze en regeneratieve toekomst te ontwerpen. Daar treffen we werken aan van Aliki van der Kruijs, Nienke Hoogvliet, Teresa van Dongen, Studio Klarenbeek & Dros (met Atelier Luma), Kirstie van Noort, Nadine Sterk & Lonny van Ryswyck (Atelier NL). Het audiovisueel ontwerpcollectief Circus Family tovert rond middernacht uitdagende digitale animaties op Superior Digital Screens op West 42th en 49th, de toegangspoorten tot Times Square. Curator Brent Dzekciorius en Libby Sellers stelden de tentoonstelling An Accelerated Culture samen in de Friedman Benda Gallery. De expo focust op de pioniers van het hedendaags design, geboren tussen 1965 en 1980, de zogenaamde Generation X, de generatie die niks wilde, maar de wereld van design wel volstrekt veranderde: Maarten Baas, Tord Boontje, Nacho Carbonell, Joris Laarman, Bert-Jan Pot, Wieki Somers en Studio Job.

The Museum of Art & Design (MAD) presenteert “Non-Stick Nostalgia”, een tentoonstelling die het werk laat zien van 26 (millennial) sieradenartiesten die ‘de wrijving tussen analoog en de digitaal’ onderzoeken. Het omvat werk van vier Nederlandse ontwerpers die als afgestudeerden verbonden zijn aan de Gerrit Rietveld Academie: Nhat-Vu Dang, Boris de Beijer, Noon Passama en Julia Walter. De tentoonstelling laat ook het werk zien van Doville Bernadisiute, Simon Marsiglia en Hansel Tai, die momenteel studenten zijn aan de Rietveld Academie. De uit Breda afkomstige designer/kunstenaar Stefan Hengst woont en werkt al 23 jaar in New York. Hij heeft een geweldige studio/atelier in West Chelsea Art Building. Zijn nieuwste creaties zijn een soort van grootse ‘wallpapers’ op linnen die bewerkt zijn door mineralen. Daarnaast is Hengst als vormgever ook betrokken bij het Design Pavillion op Times Square.

Maar voor al die wetenswaardigheden is geen ruimte. Niet voor deze camera. Niet binnen die ene minuut. En voor mijn gevoel is die ene minuut al vrijwel verstreken.

En dan hoor ik het mezelf zeggen. In twijfelachtig maar stellig Engels: “so when you talk about Dutch Design it’s all based in Brabant, Brabant is really the origin, the cradle of Dutch Design.”

Hallucineer ik? Of zeg ik wat eindelijk eens gezegd moet worden?

Daarover nadenken heeft geen zin. De minuut is voorbij.

De tv-producente kapt af, ze is helemaal in haar nopjes. “That was awesome!”

En de assistente heeft de tijd bijgehouden. “Exactly one minute, great.”

Het staat er allemaal op, in zoals ze het noemen ‘one take’.

Het microfoontje mag af.

Er is bubbeltjeswijn en er mag geproost worden. De award voor Dutch Design wordt gevierd. De scout van Brabant C zoekt de zijkant, de schaduw, de marge. Rick, Ruben, Nienke, Janine, Antonia, Lilian, Margriet, Carlijn, zij verdienen de credits. Brabant C is slechts een logo. Brabanders staan niet graag in de spotlight, toch.

Maar dan is er alweer een nieuwe camera, met weer een microfoon. Deze jongedame is nog vlotter, haar lach is nog dwingender. “Can I have just one minute, sir?”

En dan kost het me geen enkele moeite om de wereld nogmaals uit te leggen waar Brabant voor staat.

En bij mijn derde en vierde tv-praatje, weinig later, begin ik er zowaar zelf in te geloven.

Joy Arpots
16-06-2019