Fotografie: Karin Jonkers
Dit artikel verscheen in Fanzine #4, deze lees je hier.
Viktorien van Hulst zit er heel ontspannen bij tijdens het interview, in de week voordat ze afzwaait als directeur van Theaterfestival Boulevard. Dat heeft alles te maken met hoe ze de organisatie achterlaat: “Eigenlijk is alles gelukt wat we bedacht hadden.”
Het is niet iedereen gegeven om de ambities die je als culturele instelling hebt te overtreffen, maar scheidend directeur Viktorien van Hulst weigert daar in haar eentje de credits voor te nemen. “Dat is niet het verhaal van Viktorien, maar van Boulevard als organisatie. Het zegt vooral iets over wat een festival in een stad vermag. Boulevard kijkt naar wat er leeft en welke betekenis kunst kan hebben voor de inwoners van die stad. De effecten zijn zoveel groter dan onze initiële plannen, omdat we het samen doen. Dat is absoluut de kracht van Brabant.”
Publieken
“We hebben inmiddels steun en lovende kritieken gekregen van het rijk, de provincie én van de gemeente. Dat doet er heel erg toe. De werking van Boulevard is niet geïsoleerd: we hebben zo’n tweehonderd verschillende partners. We laten op onze podia heel veel perspectieven zien, in de context van programma’s. We faciliteren de dialoog, omdat we oprechte interesse hebben in jou en in elkaar. Als kunstinstelling van formaat vind ik het een verantwoordelijkheid om de kloof te dichten tussen de kunst- en cultuursector en allerlei publieken. We werden wel eens met enig dedain een publieksfestival genoemd. Dat was bedoeld als een diskwalificatie en we vatten het in het begin dan ook maar op als een soort geuzentitel, maar hoe raar is dat eigenlijk? Je publiek – en het liefst zo veel mogelijk verschillende soorten publiek – dat is toch waar we het allemaal voor doen? Voor ons zijn al die publieken het hart van Boulevard en daar ben ik ontzettend trots op.”
Echte mensen
“Misschien komt het doordat ik uit Brabant kom; we kunnen ons hier niet permitteren om een kunstelite te vormen. Al ben ik zelf net zo goed opgevoed met ‘Amsterdam’ als een soort maatstaf. Nu heb ik nooit last gehad van een calimerocomplex, maar je ziet je eigen kracht vaak pas als iemand van buiten die benoemt. Ik herinner me nog heel goed de eerste keer dat we – nog heel kleinschalig – een internationaal bezocht programma draaiden, en dat juist mensen uit andere landen krachten benoemden die ze nergens anders in de wereld vonden. Een van de artiesten zei: ‘eindelijk spelen we voor echte mensen in de zaal’. Dat raakte me, want ik moest zelf ook toegeven dat overal waar ik kwam in de wereld ik diezelfde honderd mensen die toegewijd zijn aan kunst en cultuur in de zaal zag zitten. Weinig publiek leek bijna een stempel voor kwaliteit geworden! Natuurlijk koesteren we de liefhebbers, maar ik vond het eigenlijk heel lelijk dat we als sector zo weinig ruimte maakten voor een veel breder publiek.”
“Ik heb eerlijk gezegd best wel een hekel aan
internationaliseren om het internationaliseren.”
Gedurfd
Van Hulst nam in het jaar dat ze aantrad meteen een behoorlijk risico om dat voor elkaar te krijgen: “Mijn voorganger Geert Overdam had al een prachtig festival staan. Mijn ambities waren om de verbinding met onze omgeving te verstevigen en nog meer de ogen te openen voor de wereld. Maar Boulevard ontving op dat moment geen structurele ondersteuning vanuit het rijk, dus mijn ambities pasten op zijn zachtst gezegd niet helemaal bij de begroting van Boulevard van dat moment. Ik heb mijn bestuur moeten overtuigen om onze programmering voor 2015 wel al naar dat niveau te tillen, terwijl we pas later uitsluitsel zouden krijgen over financieringsondersteuning door Brabant C. Achteraf kun je dat misschien gedurfd noemen, maar ik was er zó van overtuigd dat onze missie perfect overeenkwam met die van Brabant C. Innovatie is niet alléén vernieuwen-vernieuwen-vernieuwen, maar ook zorgen dat je niet terugvalt. Ik zag 2015 – een jaar voor het Jeroen Bosch-jaar – echt als een etalagejaar, waarin we alles uit de kast moesten halen om te laten zien wat we in huis hadden. Dát was het moment om te investeren, zodat je later meervoudig kon oogsten. Brabant C bood die kans.”
Die kans greep Van Hulst onder andere aan om internationaal aan de weg te timmeren. “Ik heb eerlijk gezegd best wel een hekel aan internationaliseren om het internationaliseren; het is niet zo interessant om maar allerlei kunstenaars en bezoekers over de wereld heen en weer te schuiven. En post-COVID vind ik het al helemaal ongepast om zomaar iemand in te vliegen. Als we samenwerken met buitenlandse artiesten en gezelschappen, moet het dus gaan om een gezamenlijke intentie, het delen van expertise en het aangaan van betekenisvolle relaties. Dat doen we bijvoorbeeld in het APAP-netwerk. Dat bestaat al twintig jaar, heeft dankzij Boulevard voor het eerst een Nederlandse partner en gaat over hoe we met kunstenaars en omgevingen kunnen produceren. We hebben het geld van Brabant C ook kunnen aanwenden om onze organisatie te versterken. Dat moet werken als een verdubbelaar, want vervolgens moet je je eigen salaris uit die investering kunnen terugverdienen. Wij hebben zo Job Rietvelt aan kunnen trekken voor internationale samenwerking. Dat is klein begonnen en kon steeds verder verkennen en groeien. Brabant C is geen loket waar je geld haalt; ze snappen welke stappen je moet zetten en wat daarvoor nodig is.”
“Brabant C is geen loket waar je geld haalt; ze snappen welke stappen je moet zetten en wat daarvoor nodig is.”
Na zes jaar Boulevard volgt Van Hulst nu Henriëtte Post op als directeur-bestuurder van het Fonds Podiumkunsten en beheert daarmee namens het rijk een budget van 62 miljoen. “Ik heb me ook bij Boulevard altijd met méér bemoeid dan waar ik formeel over ging. Ik ben hartstochtelijk van de inhoud. Daarnaast snap ik hoe processen werken en hoe ik mensen meekrijg. Ik heb tamelijk duidelijke opvattingen over hoe kunst en cultuur georganiseerd zou moeten zijn, durf intuïtief te werken en heb een onwankelbaar geloof in collectiviteit. Ik zal altijd zoeken naar manieren om te duiden dat we naar méér soorten rendement moeten kijken dan alleen financieel. Dat verhaal moeten we blijven vertellen en dat kan alleen door echt goede kunst te maken.”
Dit artikel verscheen in Fanzine #4, deze lees je hier.
Tekst: Danielle Linders