Red Light Orchestra, fotografie Jostijn Ligtvoet Fotografie
Brabant C Scout Joy Arpots deelt zijn ervaringen en bevindingen over het culturele veld in Brabant en daarbuiten. Op 19 mei mochten de sekswerkers weer aan de slag, maar waarom blijft een goed geventileerde ruimte met een gecontroleerd toegangsbeleid dicht? Hoe reageert de culturele sector hierop en wat voor initiatieven ontstaan er in deze tijden van wrijving?
In de jaren tachtig van de vorige eeuw behaalde ik de titel van doctorandus, zowel in de filosofie als in de culturele antropologie. Mijn voornemen destijds was om te promoveren in beide wetenschappen. Dat liep anders, omdat ik voor het behalen van die academische graad (tegenwoordig ‘master’) bij wijze van cadeau mijn eerste baan aangeboden kreeg: programmeur van poppodium Doornroosje. Promoveren kon altijd nog wel eens, dacht ik. Maar het kwam er later nooit meer van. Ik rolde van de ene naar de andere baan in de culturele sector, en de wetenschap raakte gaandeweg uit zicht.
Sekswerkers weer aan de slag
Tot een week geleden. Op woensdag 19 mei mochten de sekswerkers weer aan de slag, maar de theaters, concertzalen en musea bleven dicht. Ik vond het vreemd en onbegrijpelijk dat goed geventileerde ruimtes met een gecontroleerd toegangsbeleid dicht blijven, terwijl je het één op één fysiek contact tussen sekswerker en klant wel toestaat.
”In alle artistieke voorstellingen gaven de spelers hun eer op voor geld, dat wil zeggen: ze prostitueerden zich, verkochten zich.”
Terwijl ik daar over nadacht, dook mijn studie culturele antropologie plots op. In 1984 schreef ik een kandidaatsscriptie met de titel ‘De Hoer Spelen’, een 126 pagina’s tellend literatuuronderzoek naar het verschijnsel prostitutie. Ik was op die titel gekomen na de ontdekking dat een hoer geen hoer is, maar een hoer speelt, de rol van hoer speelt. Dat geschiedt volgens strikte regels, codes en afspraken. Een essentieel kenmerk van de prostitutie is het geld, het ruilmiddel waarvoor de hoer zijn of haar lichaam beschikbaar stelt. Voor een afgesproken tijd geeft de hoer de eigen persoon prijs. Of zoals de Duitsers zeggen: ‘sich zu eigen geben’. De musicoloog Werner Danckert schrijft in zijn boek ‘Unehrliche Leute, die verfemten Berufe’ (1963) dat de uitdrukking ‘zich prostitueren’ in vroegere tijden een ruimere betekenis had: “In alle artistieke voorstellingen gaven de spelers hun eer op voor geld, dat wil zeggen: ze prostitueerden zich, verkochten zich.” In de late Middeleeuwen werden speellieden, jongleurs, toneelspelers, zangers, dansers, acrobaten, goochelaars als on-eerlijk bestempeld, omdat zij “der Gut für Ehre” namen. Aldus luidde de conclusie van mijn scriptie: “Een hoer is iemand die een toneelstuk speelt, die net doet alsof, iemand die iets nabootst of imiteert, die gevoelens en emoties oproept door ze te veinzen of te simuleren.”
Opzichtig nep
Een decennium later programmeerde ik behalve muziek ook toneel en dans. Na een voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, dronk ik enkele glaasjes met Gerardjan Rijnders, artistiek leider van het gezelschap en regisseur van een hele reeks spraakmakende theaterproducties. Het gesprek ging over de kern van het acteren oftewel de essentie van het toneelspel. Het draaide uit op een welles-nietes-duel tussen ‘het diepste van jezelf laten zien’ en ‘zo goed mogelijk doen alsof’. De acteur brengt zijn publiek aan het huilen door te doen alsof hij iets heel ellendigs en verdrietigs meemaakt, maar na het slotapplaus is er weer de brede grijns, die glimlach die ons doet beseffen dat het niet echt was.
”Ik herinner me dat ik aan hem vroeg waarom hij eigenlijk nog nooit met porno-acteurs of hoeren had gewerkt.”
Of ik tijdens dat gesprek ook mijn scriptie ter sprake heb gebracht, weet ik niet meer. Maar ik herinner me wel dat ik aan Gerardjan vroeg waarom hij eigenlijk nog nooit met porno-acteurs of hoeren had gewerkt. Van naakt was de theatermaker immers niet vies, zijn voorstellingen waren doorspekt met fysieke lusten en seksuele uitspattingen. Maar wat de toeschouwer zag was niet echt, maar opzichtig nep. De piemels waren nooit stijf en ze gleden zeker niet in de acteurs en actrices. Op het kardinale moment werd de scene heel gewiekst aan het publieke zicht onttrokken. Waarom moest een acteur wel in staat zijn tranen te plengen, maar mocht er geen druppel sperma vloeien? Dat was bij porno-acteurs wel anders. Sterker nog, een man die niet in beeld klaarkomt, doet eenvoudigweg niet mee in die industrie. Gerardjan raakte opgewonden van het idee en de journaliste van De Volkskrant, die ook aan ons tafeltje zat, verzekerde hem zich te zullen houden aan zijn belofte voortaan te kiezen voor ‘the real thing’.`
Red Light Orchestra, fotografie Jostijn Ligtvoet Fotografie
The Red Light Orchestra
Bij mijn weten is het er in de toneelwereld nooit echt van gekomen, maar ik moest er afgelopen weekend wel aan denken toen Theaters Tilburg, net als alle schouwburgen en concertzalen al bijna een half jaar verplicht dicht, het Red Light Orchestra presenteerde. The Red Light Orchestra was een protestperformance, in samenwerking met het gezelschap Tilburg Cowboys en Fontys Hogeschool voor de Kunsten, voor de kracht van cultuur: 10 muziekwerkers, 10 paar gestreelde oren, 1 statement voor cultuur en verbeelding. Achter rood verlichte ramen speelde het orkest, buiten op straat te volgen, op veilige afstand. Het motto: kunst is geen vrijetijdsbesteding, het is een workout voor de verkrampte geest. Voor 1 avond was Theaters Tilburg een bordeel en speelden de muzikanten als heuse sekswerkers.
Ingeschreven als sekswerker
Een protestactie was er deze week ook van de Nijmeegse kunstenaar/vormgever Jac Splinter. Splinter schreef zich afgelopen week bij de Kamer van Koophandel officieel in als sekswerker. En hij roept andere kunstenaars op dat ook te doen. Op het visitekaartje van de kunstenaar staat nu ‘Sekswerker’ met als toevoeging ‘geeft ook glas-in-lood-les’. Met daarnaast een schilderij waarop hij naakt staat afgebeeld. En de KvK-code 9609, die staat voor ‘Overige Dienstverlening’.
Splinter heeft zijn atelier in de Vasim, een voormalige kunstzijdespinnerij aan de rand van Nijmegen, die de laatste jaren dienstdoet als cultuurspinnerij, een broedplaats voor kunst, cultuur en creatieve industrie. Het plan is om daar de komende weken een bordeel in te richten met de naam Vasim Rouge. Het roodverlichte gebouw zal dan opengesteld worden als een museum, waarbij de kunstenaars hun kunstwerken bedekken. Alleen als je betaalt, wordt de kunst ontbloot en kun je het werk aanschouwen. Of misschien zelfs aanraken.
Splinter: “Ridicuul dat de musea dicht zijn, maar de Ikea en de bordelen open. Die versoepelingen zijn bedacht in een ivoren toren waar ze vinden dat je in plaats van een concert bij te wonen ook thuis een cd’tje kunt opzetten.”
”De kunstenaar die de hoer speelt, die zich officieel als sekswerker presenteert en verkoopt, die zich prostitueert uit protest.”
Wel naar de bouwmarkt, niet naar het museum
De onevenwichtige coronaversoepelingen zeggen veel over de lage prioriteit die kunst heeft. Ook het Museum voor Niet-essentiële Kunst stelt dit aan de kaak. Een initiatief van cultureel platform We Are Public, een pop-up presentatie in de galerieruimte van Droog in Amsterdam. In naam heet het museum, maar het getoonde werk wordt geveild en er worden posters, tasjes en andere merchandise verkocht, zodat het initiatief de status van winkel heeft. Te zien en te koop is het werk dat kunstenaars als Lonneke van der Palen, Annegien van Doorn, Alice Wong & Crys Leung, Daniëlle van Ark, Julian Hetzel, Shertise Solano en Helmut Smits hebben gemaakt met koopjes uit de ‘niet-essentiële’ Primark, Action en Xenos.
Enne: reserveren is niet nodig.
Prostitueren uit protest
De kunstenaar die de hoer speelt, die zich officieel als sekswerker presenteert en verkoopt, die zich prostitueert uit protest. Ik had in 1984 niet kunnen bevroeden dat mijn antropologie-studie me nog eens van pas zou komen in mijn huidige werkzaamheden.
In de late Middeleeuwen werden toneelspelers, zangers en dansers reeds als hoeren beschouwd. En de laatdunkende houding, de minachting, het dedain ten opzichte van kunstenaars heden ten dage dwingt hen om opnieuw de hoer te spelen. Daarmee is een historisch-antropologische lijn getrokken, maar net als de hoeren zijn de kunstenaars dus wel degelijk van essentieel belang.
Quod erat demonstrandum!