Portret: Dick Verdult

© Fotografie: Willeke Machiels
Dit artikel verscheen in fanzine #3. Lees het volledig fanzine.

Dick Verdult (1954) is een onafhankelijk filmmaker, beeldend kunstenaar, radiomaker en musicus. Hij werkt als vrij mens, maar heeft ook opdrachten gedaan voor bijvoorbeeld de VPRO, de Boeddhistische Omroep Stichting en Joop van den Ende. Dick heeft een sterke voorliefde voor Zuid-Amerika, wat tot uiting komt in zijn films maar ook in zijn muziek. Zo ontwikkelde hij een eigen muziekgenre: cumbias lunáticas – een variatie op een complexe ritmische muziekvorm uit Colombia – welke hem in een klap bekend en geliefd maakte aan de andere kant van de wereld. Op dit moment werkt Dick aan de speelfilm Als uw gat maar lacht, een zwarte komedie over het rijkdomsfenomeen en de excessen daarin. Dick Verdult in woorden vatten is eigenlijk onbegonnen werk. Dick is El Demasiado. Te Veel. Als een confettiregen. Je moet hem ondergaan, lezen, voelen, horen, zien.

Voor jouw film ‘Als uw gat maar lacht’ heb je een beroep gedaan op een bijdrage van Brabant C. Hoe ben je daar terechtgekomen? Is het een bron die rondzingt in jouw netwerk of ben je er toevallig op gestuit?
Luuk Bouwman, musicus en filmer uit Oss, heeft een docu over mij gemaakt: Het is waar maar niet hier. Hij doet ook de camera voor mijn speelfilm en heeft zojuist een fantastische documentaire over het opkomend fascisme tussen de wereldoorlogen gemaakt: Allen tegen allen. Voor die laatste documentaire heeft hij ondersteuning gehad van Brabant C, en zodoende informeerde hij me.”

 

“Je wil geen brandweerman worden die brandjes van foutief beleid cosmetisch moet blussen.”


Voor sommige plannen – zeker als het om een speelfilm gaat – heb je financiële middelen nodig van buitenaf. Daar zijn fondsen voor. Met vaak ook voorwaarden. Verkoop je je ziel dan niet aan de duivel? Of zie je dat anders?
“Zeventien jaar in een friettent werken of bij Shell kan je ook je ziel kosten. In de kunsten is dat per gelegenheid verschillend. Ik weet dat we toen we met het IBW [het door Dick Verdult opgerichte Instituut voor Betaalbare Waanzin, red.] rond 2000 bij verschillende instanties ondersteuning aanvroegen, de voorwaarden inmiddels erg sturend waren. Men wilde de kunstactiviteiten naar de periferie sturen, en dat was ook geen slecht idee – alleen de voorwaarden die regeltechnici daarvoor definieerden waren totaal verlammend en dat heeft een hoop geforceerde aanvragen met zich meegebracht. Daar zitten we nu nog mee in Nederland. Voor ons IBW was dat toentertijd ook de reden om dat niet meer te doen. Je wil geen brandweerman worden die brandjes van foutief beleid cosmetisch moet blussen. Ik zie nu in de subsidievoorzieningen en de proza die daarbij hoort vooral schraalheid, gecamoufleerde bezuinigingen en veel name branding van de instituten zelf. Ook het vertalen naar woorden als ‘tof’ en ‘you can do it’ voor het om geld vragen bij vrienden – crowdfunding – is zo’n ‘in-eigen-voet-schietenadvies’.”

Je wordt gezien als laatste echte dadaïst. Hoe kijk jij daar zelf tegenaan?
“Dadaïsme is een kunststroming die zich plaatst in een bepaalde tijdsperiode en die verklaard wordt door die situatie. Om nu, in 2020, dadaïst te zijn zou zoiets zijn als: ‘Ik heb de laatste 100 jaar niet meegekregen hoor’. Dadaïsme na de bom op Hiroshima is toch wel een heel ander soort iets. Omdat ik nogal moeilijk in kaart te brengen ben, verzint men dus ook dat ik niet op de kaart loop! Ik ben gewoon mezelf en dat is een persoon die oneindig van context verandert en dat bewust en onbewust doet.”


“De mens vecht weinig, hij is
plat-gebabysit.”


Om jou te omschrijven haalde een Argentijnse radiomaker John William Cooke (Argentijns advocaat, politicus en denker) aan die zei: “Met verzet alleen ben je er niet, je moet ook aanvallen.” Doen wij dat te weinig? En is dat volgens jou een belangrijke functie van kunst?
De mens vecht weinig; hij is dusdanig plat-gebabysit dat hij niet meer weet waarom hij zich als vlam zou moeten aansteken, de centrale verwarming is er al. Kunstenaars als één blok bestempelen is een beetje erg over de top, er zijn kunstenaars over de hele wereld die beslist vechten of althans niet over het sociale bolletje aaien. Ik denk aan kunstenaars in bijvoorbeeld Colombia en Mexico die ik persoonlijk ken. In Nederland is de situatie heel anders. We zitten in Nederland in de schizofrenie dat de afbraak van bibliotheken, omroepen, de verkwanseling van intellectuele platformen, kortom de verdamping van een rijk panorama aan kennis, tóch nog gebeurt in een land dat heet rijk te zijn, en dat we dus niet mogen klagen. Dat is geen makkelijke positie. Ik denk dat we in de verkeerde wereld zitten zolang op televisie en radio reclame expres harder wordt uitgestraald dan het nieuws.”

Heeft kunst volgens jou überhaupt een functie? En zo ja, brengt die verantwoordelijkheid mee voor een kunstenaar?
Elke kunstenaar moet dat voor zichzelf definiëren, dat is nou juist goed. Ook als-ie dat niet wil doen, dan is dat óók mooi. In die zin vind ik kunst mooi, haha. Zelfs als de kunstenaar niet weet dat hij dat niet doet, dan is dat goed. Maar toch, het moet gezegd worden: er is een oorlog aan de gang. We moeten weten waar we staan en daarnaar handelen, ook al is het resultaat dan nog maar het schrale begin van een aquarel.”

Kunst- en cultuurbeleid is tegenwoordig heel gebruikelijk: een overheid die een rol speelt in kunst en cultuur. Gaat dit niet ten koste van vernieuwing en creativiteit? Of is het juist goed dat er zo meer aandacht en vaak ook een financieel vangnet is?
Als het volgens de procedures gaat, dan is kunst- en cultuurbeleid een reflectie van hoe een maatschappij is of wil zijn: autoritair, vrijzinnig, krampachtig, koloniserend, zakelijk, geweldig of gewelddadig. Nederland spartelt nu, zoals veel landen, en heeft een mes met twee lemmeten: politiek correct zijn of vrijheid geven. Bijknippen of loslaten. Nederland is een land van consensus: ’wat vind jij ervan, want ik vind dit’. In al die heen-en-weerprocessen om de boel te polderen raak je de pieken kwijt, en dat is bij cultuur een gevaar. Muziek zonder pieken is gewoon een lange toon.”


“Ik denk dat Brabant het voordeel heeft dat we het leven niet als een straf zien.”

 

Bestaat er volgens jou iets als Brabantse kunst? Herken je een bepaald gemeenschappelijk DNA in kunst die in Brabant en door Brabanders wordt gemaakt?
Zeker, en pijnlijk genoeg zou ik het eerder ‘Ontspoorde Katholieke Kunst’ noemen. Ik denk dat Brabant het voordeel heeft dat we het leven niet als een straf zien, en dat impliceert een hoop speelsheid. Lust, veel, lekker, gekleurd, vet, onpeilbaar, alles wat het leven mooi maakt is typisch Brabants. Eigenlijk ben ik er van overtuigd dat God met een zachte G de hele dag lekker op ons staat te vloeken.”

Geboren in Nederland, opgegroeid in Latijns-Amerika en Europa, aan het maken waar de wind je ook maar brengt: ben jij een nomade of voel je je ergens toch geworteld? Wat heb je nodig om je ergens thuis te voelen of om ergens te kunnen creëren?
Ik ben gewend aan verhuizen, de helft van mijn spullen heb ik gesorteerd en de andere helft zit altijd in kisten die ik op het laatste moment vul. In die zin ben ik ongedisciplineerd nomadisch. Maar ik kan niet ontkennen dat ik wortels heb: in Irakese en Guatemalteekse muziek, in Argentijns vlees en de delta van de Río de La Plata, in de weerspannige grillen en groteske fouten van het zuiden, de kleurigheid van Colombia, de bombast van Mexico. Daarbij hebben Parijs en de xenofobe Parijzenaren me ook beïnvloed toen ik er in de jaren ’60 twee jaar leefde. Oh ja, het Zuid-Afrika van het jaar 1972 heeft me een flink geestelijk pak slaag gegeven, dat ook. Het was een vreselijk jaar voor mij, en voor anderen nog vreselijker, mag ik zeggen. Het was 1972 en 100% apartheid. Blank zijn betekende vergiftigde voordelen hebben. Ik geef een voorbeeld: we waren in ons huurhuis aan het intrekken, de eerste dag, en de afvoer in de keuken raakte verstopt met wat koud spaghettiwater. Mijn moeder vroeg in gebrekkig Engels aan de tuinier – die verplicht meegehuurd moest worden met het huis, hij was vijftien jaar en, onnodig te zeggen, zwart – om zo’n rubberen ontstopper. Hij keek ons even aan, we wisten niet wat die blik betekende, deed zijn baret af en stak zijn hoofd in het spaghettiwater om het met zijn mond open te zuigen. Dat was de eerste maand dat we er waren. Ik geloof dat ik tot mijn spoedig vertrek, negen maanden later, geestelijk onafgebroken heb overgegeven”

“Ik heb de schurft aan categoriseren. Dat is hetzelfde als de voorwaarden in crematiepolissen. Dood.”


De kunstenaar Dick Verdult doorgronden is lastig, categoriseren is vrijwel niet te doen. Wat drijft jou en heb je er controle over?
Als je me vannacht wakker schudt en zegt: ‘hé, kijk eens, een compressor.’, dan doe ik er morgen iets mee. Ik bedoel, sommigen kunnen 100 kilometer lopen en niks zien, maar ik loop een kilometer en struikel over de geweldigste dingen. Dat is altijd zo geweest, van kinds af aan. Door mijn eigen toedoen of omdat het mij overkomt. Ik was zo’n twee jaar oud en zat alleen in de voortuin in ons huis in Guatemala en keek door het gaas naar buiten. Een kar met een ezel stopte en een indiaan keek me aan. Ik bleef hem aanstaren. Hij bewoog zijn arm naar achteren en pakte een stuk fruit – een sinaasappel, ananas, ik weet het niet meer – gooide het over het hek en ging weer verder. Als je de deur open laat tocht het lekker door. Overigens, een van mijn Argentijnse bandleden zei toen ik hem dat voorval vertelde: “Met dat gebaar zeiden we, je bent er een van ons.” Verder moet ik zeggen, ja, dat ik de schurft heb aan categoriseren en dat dat voor mij hetzelfde is als de voorwaarden in crematiepolissen. Dood.”

Vernieuwing en authenticiteit in kunst is zeldzaam. Jij bent iemand die bijna niet anders beschreven kan worden. Kun je dat aanleren? Wat zou je beginnende kunstenaars op het hart willen drukken?
Dat is een moeilijke. Niet per se voor mij, omdat ik niet echt weet of ik vernieuw als ik mezelf beoordeel. Mijn zogenaamde signatuur is een confettiregen, maar als ik mijn werkterreinen zie en met welke strategie ik ze benader, dan vind ik die wel vaak nieuw ja. Of dat nou het werken is aan interactieve fictie in de jaren ’70 en ’80, de volledig van de pot gerukte periferische kunst van ons IBW, of mijn vervorming van de cumbia die nu de halve wereld heeft besmet. Dat is allemaal makkelijk gegaan en zeker te weten vol passie en inzet. Ik heb vrij vroeg leren researchen, oneindig in de diepte neuzen. Toen ik de film ‘Rijnode’ voor de VPRO maakte, ging ik ad hoc onderzoek doen naar de Rijn. Zo kwam ik tot de ontdekking dat je research kunt beschouwen als een enorme spiegeltuin waarin diametraal tegenovergestelde waarheden schuilen. Als je al die research zonder beleid tot je neemt, ja, dan krijg je wel een grot van Ali Baba. Zo rijk is die grot dat je af en toe roept: ‘Sesam, sluit U’.”

“Adviezen voor beginnende kunstenaars? Ik zou zeggen: begin met op internet steeds pagina twee van een digitaal dagblad van een ver land te lezen, zoals Madagascar of Ecuador. Hou dat steeds twee maanden vol. Dus niet de voorpagina, want die gaat altijd over Trump en de ‘zeven pussies’, maar daar waar het lokaal wordt. Dan de volgende oefening: neem je oma op en vraag haar een uur lang over haar vroegste geweldige herinneringen en leer die opname van buiten. Niet alleen de woorden, maar ook de muzieklijn die daarin schuilt. En tot slot de derde oefening: toets een woord in waar je je druk om maakt in een zoekprogramma en typ daar ‘Ali Baba’ achteraan, die site vol Chinese rotzooi. Als je die drie oefeningen goed doet, kun je niet meer terug. Dan ben je uit je bedding, en dat is de bedoeling.”

“Je maakt kunst omdat het een belofte kan inhouden.”

Dick, tot slot: is kunst maken in tijden van corona anders?
Ik zou het niet willen zeggen, maar ik lijd er wel onder. COVID-19 is vooral een obstakel voor ons allen om de rest aan te pakken. Je maakt kunst omdat het een belofte kan inhouden. Ik zou niet weten welke fruitautomaat nog aantrekkelijke beloftes aanbiedt. De enige belofte waar we nu op geconcentreerd zouden moeten zijn is: we gaan de problemen oplossen, en niks anders. Maar ja, een kunstenaar laat zich nou eenmaal gaan. Hij is als een bobslee die de passagiers die op hem zaten heeft gelost en nu buiten de baan nog lekker doorglijdt.”


Dit artikel verscheen in fanzine #3. Lees het volledig fanzine.

Liever een fysiek exemplaar van fanzine #3 ontvangen? Stuur een mailtje met je naam en adres. Wij zorgen voor de rest.
Tekst: Silvia de Caluwé – DE CALUWÉ TEKST